WOTS-verdrag tussen Peru en Nederland: de vereisten en enkele bijzonderheden

Gepubliceerd op zondag 21 september 2014

WOTS-verdrag tussen Peru en Nederland: de vereisten en enkele bijzonderheden

  1. Inleiding

Op dit moment zijn ongeveer 85 Nederlanders gedetineerd in Peru. PrisonLAW heeft eerder een aantal berichten op de website geplaatst over onderhandelingen – die in 2008 zijn gestart – tussen Nederland en Peru voor een WOTS-Verdrag. Door dit verdrag kunnen Nederlandse gedetineerden die dat willen een deel van de straf die zij in Peru hebben gekregen in Nederland uitzitten. Andersom kunnen Peruanen die in Nederland zijn veroordeeld, een verzoek doen om een deel van de straf in Peru uit te zitten. Die onderhandelingen hebben er uiteindelijk toe geleid dat Nederland en Peru op 12 mei 2011 een WOTS-Verdrag1 (hierna te noemen: het Verdrag) hebben gesloten. Voordat een dergelijk verdrag in werking kan treden, dient het eerst door de parlementen van beide Verdragspartijen te worden goedgekeurd. De goedkeuring door het parlement in Peru heeft niet lang op zich laten wachten en bleek redelijk snel te kunnen worden afgerond. Deze procedure heeft in Nederland aanzienlijk meer tijd gekost: het Verdrag is in Nederland op 16 oktober 2013 goedgekeurd. Het Verdrag is op 1 maart 2014 in werking getreden.

PrisonLAW zal in dit artikel de vereisten die in het Verdrag worden genoemd bespreken, en ook kort ingaan op enkele bijzonderheden van het Verdrag. Ten aanzien van de vereisten zullen ook kort aanvullende Nederlandse eisen worden genoemd. Die aanvullende eisen maken deel uit van het beleid van het Nederlandse Ministerie van Justitie ten aanzien van WOTS-verzoeken.

  1. Algemeen

Allereerst moet worden benadrukt dat gedetineerden geen recht hebben om een deel van de straf in het land van herkomst te ondergaan. Het is een gunst en zowel Nederland als Peru kunnen weigeren in te stemmen met de overbrenging, zonder opgave van redenen. Het WOTS-verdrag geeft dus geen rechten, maar verleent slechts een gunst aan de gedetineerden. Ook in gevallen dat een gedetineerde aan alle in het Verdrag genoemde voorwaarden voor overbrenging voldoet, kan een van de twee landen dus de overbrenging weigeren. Het is denkbaar dat een land weigert in te stemmen met de overbrenging, omdat het feit waarvoor de gedetineerde is veroordeeld, de rechtsorde in dat land zo heeft geschokt, dat zij het onaanvaardbaar vinden dat die gedetineerde een deel van de straf in eigen land mag uitzitten.

Een ander algemeen punt bij WOTS-verdragen is dat de WOTS-procedure niet is bedoeld om Nederlandse gedetineerden weg te halen uit erbarmelijke detentieomstandigheden, maar slechts is gericht op resocialisatie in Nederland. De overbrenging heeft als doel de gedetineerde voor te bereiden op een terugkeer in de Nederlandse samenleving.

  1. Bevoegde autoriteit

Doorgaans is het zo dat WOTS-verzoeken kunnen worden ingediend bij de gevangenisdirecteur, die ze dan weer doorgeleid naar de bevoegde autoriteit. Vaak is dat het Ministerie van Justitie. In de toelichting op het Verdrag staat dat in Peru WOTS-verzoeken worden behandeld en beoordeeld door een commissie die onder leiding staat van het openbaar ministerie – het “Ministerio Público-Fiscalia de la Nacion”. Omdat de WOTS-procedure nieuw is in Peru, is nog niet volledig duidelijk hoe die procedure gaat lopen in Peru en welke autoriteiten de beslissingen nemen. De verzoeken worden in Nederland behandeld door het Ministerie van Justitie. Indien in Peru een WOTS-verzoek is ingediend, zal Peru zorgen dat het verzoek ook in Nederland terecht komt.

Overigens is het Verdrag ook van toepassing voor het Caribisch deel van Nederland, alsmede op Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  1. De vereisten in het Verdrag

Het verdrag tussen Nederland en Peru bevat een aantal vereisten, die ook in WOTS-verdragen met andere landen zijn opgenomen. Het is goed hier op te merken dat de opsomming van vereisten niet limitatief is. Dus ook indien aan al deze vereisten is voldaan, kan een van de landen weigeren in te stemmen met het WOTS-verzoek van een gedetineerde. Naast die vereisten heeft Nederland ook beleid opgesteld, waarin die vereisten nader worden ingevuld. Hieronder zullen de vereisten volgens artikel 3 van het Verdrag worden besproken, waarbij gelijk een verbinding wordt gemaakt met het beleid van Nederland.

  • Nederlandse onderdaan

Aan dit vereiste is voldaan indien de gedetineerde de Nederlandse nationaliteit heeft, maar ook vreemdelingen die in Nederland een geldige verblijfstitel hebben kunnen hier onder vallen. Nederland stelt daarbij – als beleid – dat sprake moet zijn van voldoende binding. Gedetineerden die voordat zij in Peru werden aangehouden in Nederland woonachtig waren hebben volgens dat beleid voldoende binding met Nederland. Nederland toetst de inschrijving aan het administratiesysteem van de gemeente (GBA-register). Verder kijkt Nederland waar de gedetineerde heeft gewerkt en waar bijvoorbeeld de familie van de gedetineerde woont.

Als een gedetineerde niet in Nederland woonde voordat hij werd aangehouden en de banden met Nederland lijkt te hebben verbroken, komt deze persoon in beginsel niet voor de WOTS in aanmerking. Dat kan anders zijn indien voldoende blijkt dat de Nederlander ná afloop van de detentie zich weer zal vestigen in Nederland en hier zijn leven zal oppakken.

Nederland weigert veel WOTS-verzoeken met als reden dat de gedetineerde onvoldoende binding met Nederland zou hebben.

  • Onherroepelijk vonnis

Dit vereiste houdt in dat de strafzaak helemaal moet zijn afgerond en de straf onherroepelijk moet zijn. Zolang bijvoorbeeld het hoger beroep nog loopt, is het niet mogelijk om een WOTS-verzoek in te dienen.

  • Voldoende strafrestant

Bij ontvangst van het WOTS-verzoek door Nederland dient het strafrestant – de tijd die een gedetineerde nog moet uitzitten – ten minste zes maanden te bedragen. Dit vereiste is opgenomen om te voorkomen dat een gedetineerde nadat die is overgebracht, meteen in vrijheid wordt gesteld. Zoals hierboven al staat vermeld, dient het WOTS-verzoek ter resocialisatie. Dat kan, zo stelt het Ministerie van Justitie, alleen als de gedetineerde nog een tijd in de gevangenis zit en kan deelnemen aan resocialisatieprogramma’s. In de praktijk is dit vereiste samen met het hebben van voldoende binding met Nederland de meest voorkomende grond voor afwijzing van een WOTS-verzoek. Dit komt enerzijds omdat in sommige landen de strafzaak erg lang duurt, soms wel enkele jaren. Daarnaast kan een WOTS-verzoek zeer veel tijd in beslag nemen, zelfs zo lang dat onvoldoende strafrestant over is. PrisonLAW tracht bij de begeleiding van WOTS-verzoeken druk te houden op de autoriteiten, zodat sneller een beslissing wordt genomen.

Voor gedetineerden die al enige tijd in Peru vastzitten en die een in Peru voor drugszaken doorgaans gebruikelijke gevangenisstraf van (ongeveer) zes jaar en acht maanden opgelegd hebben gekregen, komt dit Verdrag te laat. Er zal immers onvoldoende strafrestant over zijn. De Nederlandse regels voor voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn van toepassing na een overbrenging. Die houden in dat een gedetineerde na twee derde van de straf voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. Twee derde van 6 jaar en acht maanden is ongeveer vier jaar en vijf maanden. Het verzoek dient dus uiterlijk vier jaar na het moment van aanhouding bij het Ministerie van Justitie in Nederland zijn binnengekomen. Die termijn is voor veel gedetineerden in Peru al verstreken of zal binnenkort verstrijken.

  • Dubbele strafbaarheid

Dit vereiste houdt in dat het feit waar de gedetineerde die het WOTS-verzoek indient voor is veroordeeld, op het moment van het indienen van het WOTS-verzoek zowel in Peru als in Nederland een strafbaar feit moet zijn. Gevallen waarin niet aan dit vereiste wordt voldaan, zijn zeer uitzonderlijk. Het valt daarom niet te verwachten dat dit vereiste in WOTS-zaken tussen Peru en Nederland een struikelblok zal zijn.

  • Geen militair delict

Dit is een vereiste dat is opgenomen op verzoek van Peru. Het is de verwachting dat het voor Nederlandse gedetineerden geen rol zal spelen;

  • Instemming gedetineerde

Een gedetineerde kan niet naar Nederland worden overgebracht om de straf uit te zitten, als hij daar zelf geen toestemming voor geeft. Er zijn gedetineerden die er voor kiezen de gehele straf in Peru uit te zitten, onder meer omdat zij door een overbrenging in Nederland een strafblad zouden krijgen.

  • Voldoen eventueel opgelegde boetes en schadevergoedingen

Gedetineerden die zijn veroordeeld voor een drugsfeit moeten vaak ook een (aantal) boetes of schadevergoedingen voldoen. Deze maken onderdeel uit van de Peruaanse straf. Indien deze niet kunnen worden voldaan, moet een vervangende gevangenisstraf uit worden gezeten. Veel van deze gedetineerden hebben onvoldoende financiële middelen om die boetes te voldoen.

Om die reden staat in het Verdrag dat dit vereiste niet geldt indien de gedetineerde kan aantonen dat hij onvoldoende financiële draagkracht heeft. Veel gedetineerden zijn niet in staat om de boetes en schadevergoedingen te betalen. Zij vragen hiervoor dan kwijtschelding. PrisonLAW verwacht dat dit vereiste in het Verdrag een van grootste obstakels zal zijn bij WOTS-verzoeken. Er zal een aparte procedure met het verzoek tot kwijtschelding ingediend moeten worden bij de Peruaanse autoriteiten.

  • Zowel Peru als Nederland moet instemmen met de overbrenging

Dit volgt uit het hierboven al genoemde uitgangspunt dat een overbrenging met de WOTS geen recht is maar een gunst. Zowel Peru als Nederland mag – ook als aan alle vereisten van het Verdrag is voldaan – om welke reden dan ook een WOTS-verzoek weigeren. Nederland weigert bijvoorbeeld in te stemmen met een verzoek als blijkt dat er onvoldoende strafrestant of binding is met Nederland.

  1. Enkele belangrijke bijzonderheden van het WOTS-Verdrag tussen Nederland en Peru
  • Voortgezette tenuitvoerlegging

Zoals eerder gemeld, hebben de onderhandelingen tussen Nederland en Peru veel tijd in beslag genomen. Uit de toelichtende stukken bij het Verdrag kan worden afgeleid op welke punten die onderhandelingen vooral betrekking hebben gehad. Een daarvan is de procedure die wordt toegepast voor de overdacht.

Uit de parlementaire stukken blijkt dat Peru alleen wilde meewerken aan het Verdrag als de procedure van voortgezette tenuitvoerlegging zou worden toegepast. Bij een WOTS-procedure dient het ene land een straf van het andere land, in dit geval Nederland en Peru, over te nemen. Hiervoor bestaan twee procedures, namelijk de omzettingsprocedure en de procedure van voortgezette tenuitvoerlegging. Bij de omzettingsprocedure wordt de Peruaanse straf omgezet naar een straf volgens Nederlandse maatstaven. Het is algemeen bekend dat Nederlandse straffen voor drugsdelicten – in internationaal perspectief bezien – laag zijn. Dit betekent dat de uiteindelijk totaal uit te zitten straf – de netto straf – na de overbrenging met toepassing van de voortgezette tenuitvoerlegging, in drugszaken vaak langer zal zijn dan ingeval de omzettingsprocedure zou zijn toegepast.

Overigens laat het Verdrag wel de mogelijkheid open om alsnog de omzettingsprocedure toe te passen. In dat geval moet Nederland dat wel voorafgaand voorleggen ter goedkeuring aan de Peruaanse autoriteiten om hun instemming te verkrijgen.

  • Verhouding met semi-libertad

PrisonLAW heeft over dit onderwerp eerder een artikel op de website gepubliceerd, welke nog steeds via onze website kan worden geraadpleegd. Semi-libertad is vergelijkbaar met de Nederlandse voorwaardelijke invrijheidsstelling. Een gedetineerde moet zelf een verzoek doen en aan een aantal vereisten voldoen om voor de semi-libertad in aanmerking te komen.

In de toelichting op het Verdrag is duidelijk te lezen dat het niet mogelijk is om een WOTS-verzoek in te dienen voor een gedetineerde die in de semi-libertad zit. De Nederlandse regering is van oordeel dat de semi-libertad toeziet op resocialisatie in Peru en niet op terugkeer naar Nederland.

In de toelichting op het Verdrag is te lezen dat de Nederlandse en de Peruaanse regering van oordeel zijn dat zowel de semi-libertad als de WOTS zijn gericht op resocialisatie van de gedetineerde. Het verschil is echter dat de semi-libertad gericht is op terugkeer in de Peruaanse samenleving, terwijl bij een WOTS-verzoek de resocialisering is gericht op terugkeer in de Nederlandse samenleving. Als een Nederlandse gedetineerde een aanvraag doet tot semi-libertad, kan daar dus uit worden afgeleid dat hij nadat hij zijn straf heeft uitgezeten, in Peru wil blijven. Daaruit wordt de conclusie getrokken dat een WOTS-verzoek niet kan worden ingewilligd als een gedetineerde zich al in semi-libertad bevindt. Dat geldt dus ook voor gedetineerden die voordat het Verdrag in werking is getreden zich al in semi-libertad bevonden. Immers het WOTS-verdrag is geen humanitair instrument maar een penitentiair instrument.

  • Gratie

Een derde bijzonderheid aan het Verdrag tussen Nederland en Peru is opgenomen op verzoek van Peru. Er is afgesproken dat de beide landen elkaar op voorhand zullen informeren over een eventueel voornemen om gratie te verlenen aan een gedetineerde, nadat die is overgebracht naar het land van herkomst om de rest van de straf uit te zitten. In de toelichting op het Verdrag wordt hier direct bij vermeld dat het om een theoretische kwestie gaat, omdat gratie vrijwel nooit wordt verleend.

  1. Conclusie

PrisonLAW heeft lang aangedrongen op de totstandkoming van een WOTS-verdrag tussen Nederland en Peru. PrisonLAW betreurt het dat het na de start van de onderhandelingen tussen Nederland en Peru zo lang heeft geduurd voordat het Verdrag uiteindelijk in werking is getreden. Hierdoor zal het aantal Nederlanders die op dit moment in Peru zijn gedetineerd en aan het vereiste van voldoende strafrestant voldoen, beperkt zijn. Vooral voor gedetineerden die recent of binnenkort worden aangehouden en gedetineerden die een relatief lange straf opgelegd hebben gekregen, zal het WOTS-Verdrag interessant zijn.

Omdat het Verdrag nog maar een korte tijd van kracht is en er nog geen WOTS-verzoeken daadwerkelijk zijn ingewilligd, is het nog onduidelijk hoe de procedure in de praktijk precies zal gaan verlopen en hoeveel tijd de procedure in beslag gaat nemen. Momenteel zijn er veel problemen met de uitvoering van het WOTS verdrag. Uit artikel 14, eerste lid kan worden opgemaakt dat een WOTS-verzoek vanuit Peru aan Nederland moet worden gedaan in de Nederlandse taal. De stukken dienen dus te worden vertaald in het Nederlands. Peru stelt zich op het standpunt dat dit de verantwoordelijkheid is van Nederland. Echter is dit onjuist en derhalve valt deze verantwoordelijkheid onder Peru, dat volgt ook uit de toelichting in de Handelingen op het Verdrag. De kosten voor de vertalingen komen dan ook voor rekening van Peru. Andersom geldt dat als een WOTS-verzoek vanuit Nederland aan Peru wordt gedaan, de verantwoordelijkheid voor het vertalen en de kosten daarvoor, voor rekening van Nederland komen.

Peru kan weigeren, maar de verplichting om de vertalingen te verzorgen (en dus ook de kosten daarvoor te dragen) rust op Peru ingeval van WOTS-verzoeken vanuit Peru naar Nederland.

 

In artikel 14 tweede lid staat dat stukken niet hoeven te worden gelegaliseerd, tenzij het verdrag anders bepaalt. In de toelichtende nota staat dat in het verdrag nergens een uitzondering is opgenomen. Het verdrag vereist derhalve niet dat stukken gelegaliseerd dienen te worden.

 

Artikel 14 derde lid ziet op de kosten van de feitelijke overbrenging. Kosten die gemaakt worden op het grondgebied van Peru (bijvoorbeeld kosten voor het vervoer van de gevangenis naar de luchthaven) komen voor rekening van Peru. De kosten om naar Nederland te worden overgebracht (ticket, beveiliging op de vlucht) komen voor rekening van Nederland. Hetzelfde geldt voor de kosten voor vervoer en dergelijke in Nederland.

Momenteel zijn er veel problemen bij de uitvoering van het WOTS verdrag tussen Nederland en Peru. Peru houdt zich niet aan de afspraken. Het verzoek tot overbrenging kent een lange proceduretijd voordat het verzoek daadwerkelijk in behandeling wort genomen. Er zullen problemen rijzen in de vertalingen en dan nog is het de vraag of men voldoende strafrestant heeft om voor een overbrenging in aanmerking te komen. Concluderend kan er gesteld worden dat er nog een lange weg is te gaan voordat het Verdrag naar behoren zal werken.

Indien u op dit moment vragen heeft over het WOTS-Verdrag tussen Nederland en Peru, dan kunt u een e-mail sturen naar het e-mailadres info@prisonlaw.nl.

1 Trb. 2011, 109.